Vroege ochtend. De wacht zit erop. Iedereen kan naar huis. Fred Boenders heeft last van zenuwkrampen in de handen en vreest dat hij zal eindigen in de psychiatrische afdeling zoals zijn moeder. Wanneer Fred ‘s avonds met Leska, zijn hond in een café zit, komt een opgewonden man vertellen dat vlakbij iemand in het kanaal wil springen. Het instinkt van de brandweerman komt bij Fred boven en hij neemt de leiding van de operaties om de zelfmoordenaar tot beter gedachten te brengen. Daarbij krijgt hij hulp van een eigenzinnige, vreemde vrouw. Tine ontvangt bij haar thuis Dominque, haar jeugdvriend van artsen zonder Grenzen, en de kolonel. De korporaal en Abbeloos gaan vissen op zee. De adjudant wordt thuis door zijn liefhebbende moeder in de watten gelegd. Dat werkt hem meestal op de zenuwen, maar tegen moederliefde is hij niet bestand. De dienst wordt hernomen en het is weer alarm.