Het verhaal begon in Lima, Peru, waar Paul Gauguin zijn vroege jeugd doorbrengt. Jeroen Krabbé bezoekt in Lima de plekken die Gauguin tot aan zijn dood inspireren en bijblijven. In het spoor van Gauguin reist Jeroen door naar Frankrijk. Moeder Aline keert met Paul en zijn zus terug naar Parijs als Paul zeven jaar is. Paul voelt zich daar een buitenstaander. Moeder Aline kan haar hoofd met moeite boven water houden. De rijke beurshandelaar en kunstverzamelaar Gustave Arosa werpt zich op als beschermheer, en na haar dood, als voogd van haar kinderen. Hij zorgt ervoor dat Gauguin aan het werk komt al -succesvolle- beurshandelaar en dat hij kennismaakt met impressionistische kunst en met kunstenaarss als Picasso en Cazanne.