Maciek is geen jongen meer, maar nog geen man. Hij wil de ambities van zijn vader waarmaken en – zoals iedereen in de familie – slager worden. Maar hij is te gevoelig om een dier te laten lijden. De jongen richt al zijn warme gevoelens op een oude, verwaarloosde boomgaard - de enige herinnering aan zijn moeder - en ontdekt zijn bovennatuurlijke vermogens.